We beginnen ons rondje bij Jos Visser van de BéVé Tussendiepen. Deze ondernemers coöperatie is begonnen in 2016. Aanjager van dat initiatief was de wens om de in 2015 opnieuw uitgegraven Drachtster Feart niet alleen in het centrum aantrekkelijk te maken, maar ook in de route ernaartoe, langs de Tussendiepen. Die omgeving kan wel een facelift gebruiken. “We zijn voortvarend van start gegaan”, aldus Visser. Inmiddels zijn er 32 ondernemers lid. In samenwerking met de Groninger stedenbouwkundige Jan Does hebben we een plan gemaakt, waarbij wordt voorgesteld om de combinatie wonen-werken, maar ook horeca aan de vaart toe te staan. Zo creëer je toegevoegde waarde voor de bedrijfspanden die daar zitten, waarmee je het voor de betrokken ondernemers ook aantrekkelijk maakt om te investeren.” Het gaat de goede kant op, aldus Visser: “Absoluut. De samenwerking met de gemeente is fijn. Er wordt naar ons geluisterd. De plannen zijn al goedgekeurd door Hûs en Hiem en de verwachting is dat de gemeenteraad later dit jaar groen licht zal geven, zodat ondernemers dit jaar al plannen kunnen ontwikkelen voor hun bedrijfspand aan het water.”
Wethouder Robin Hartogh Heys van de Lier is er blij mee. Als ambitieus bestuurder had hij graag namens de gemeente nóg wat meer regie gepakt, toen de gemeente in 2020 op de Tussendiepen grond van Philips kon kopen, maar de gemeenteraad vond dat uiteindelijk te risicovol. “Dat vind ik jammer, maar dat is democratie”, aldus de wethouder. “En dan ga je vervolgens kijken wat je wél kunt doen. En dat is: zo intensief mogelijk met ondernemers samenwerken, door ze zo goed mogelijk te faciliteren.”
Het ideaalbeeld dat Hartogh Heys voor ogen staat is een terrein dat pluriformer is dan nu. “Je ziet vaak gebeuren dat er een positieve dynamiek ontstaat wanneer je ondernemers ruimte geeft. Daar moet je natuurlijk wel regie op houden. Zo hoop ik dat de aan het water van de Drachtster Feart vooral watergebonden bedrijvigheid ontstaat; het zou zonde zijn wanneer je dat water onbenut laat. Tegelijkertijd hoop ik ook dat de tussenliggende plekken aan dat water op een mooie en bijzondere manier worden opgevuld, zodat het er ook voor de binnenkomende vaarrecreant prettig uitziet. Maar het allermooiste zou zijn dat er door de functieverbreding van het terrein ook bijzondere kruisbestuivingen ontstaan. Dat bedrijven gaan samenwerken en een heel klein beetje elkaars kleur gaan aannemen. Wat dat betreft zijn de ontwikkelingen in de Sluisfabriek een prachtig voorbeeld.”
Industriële huiskamer
De Sluisfabriek waar Hartogh Heys naar refereert wordt inderdaad door menigeen gezien als hét bewijs dat industriële landschappen niet alleen qua uiterlijk, maar ook qua inhoud veranderen. Een pluriforme plek die zich niet graag in een hokje laat stoppen, aldus aanjager en beheerder Trea Westra. “We zijn een locatie waar theatervoorstellingen, festivals en andere culturele evenementen een enorme toegevoegde waarde krijgen door de ambiance. Maar we hebben ook andere functies. Via leerwerk-bedrijf Royal krijgen mensen hier de kans om met schilder- en bouwwerkzaamheden in een fijne omgeving hun vakkennis te vergroten. Verder hebben we hier ook een stuk of zes start ups zitten. Veelal technische- of ambachtelijke bedrijven van jonge ondernemers die eigen baas willen zijn. Ons motto hierbij is ‘hier mag het’. Kortom: niets hoeft; je bent zelf aan de bal.”
De meest belangrijke functie van de Sluisfabriek is overigens die van industriële huiskamer, zo stelt Westra. “Hier gebeurt van alles, maar hier komt ook iedereen samen: ambachtslieden, ondernemers, theatermakers, ambtenaren, kunstenaars. Dat geeft kennisuitwisseling maar ook gewoon sociale interactie. Al die elementen helpen mensen bij hun verdere ontwikkeling, wie ze ook zijn.”
De rode draad in al die ontwikkelingen op de Tussendiepen? Dat is toch de inspirerende uitdaging om de functie van een voormalig ‘industrieterrein’ wat breder te benaderen, zo leren we uit de gesprekken. “Wonen-werken past daar uiteraard bij”, stelt Visser van de Bévé. “Maar ook de combinatie met horeca en recreatie.”
“Je moet als overheid de bedrijvigheid in je gemeente omarmen”, zegt Hartogh Heys. “Ik denk dat we in het verleden wel eens wat rigide waren, als het gaat om bestemming van bedrijfsterreinen. Soms waren daar goede redenen voor, maar tijden veranderen en dan moet je dingen durven heroverwegen.”
Naar de toekomst toe hoopt de wethouder dat de jaarlijkse 300.000 euro voor het aanjagen van allerlei economische ontwikkelingen in zijn gemeente behouden blijft. “Dat geld was een mooie aanjager, waarmee we konden faciliteren; ik hoop dat de raad ons die kans opnieuw geeft.”
Ook Visser van de BéVé Tussendiepen kijkt alweer naar de toekomst. Zijn bestuur wil die kennis over hoe ondernemers en overheid kunnen samenwerken ook graag inzetten bij de ontwikkeling van andere industriële locaties, aldus de voorzitter. “Dat klopt. De ervaring die wij hebben opgedaan kan goed van pas komen. Per brief hebben wij recentelijk de gemeente uitgenodigd om het daar eens over te hebben.”