Het begon allemaal in 1985. Tjibbe Bosma verdiende destijds de kost als meubelmaker en ‑stoffeerder. Hij deed het graag, maar liever nog was hij bij de paarden. “Ik reed vrij netjes dressuur”, vertelt hij bescheiden. “Ik heb altijd gezegd dat ik ooit een dekhengst wilde hebben. Samen met dominee Wiersma kocht ik drie hengstveulens. En we hadden geluk: één van de drie werd in 1989 goedgekeurd. Dat was Jillis.”
Topconditie
De weg van veulen naar dekhengst gaat niet vanzelf. Het jonge dier moet in topconditie blijven. Het moet de juiste training krijgen om zich tijdens de keuring van z’n beste kant te laten zien. En het sperma moet van goede kwaliteit zijn. Als dat niet zo is, gaat het hele feest niet door. Echtgenote Fetsje weet nog dat het bij Jillis in eerste instantie niet goed was. Hij was blijkbaar nog te jong, want een jaar later was alles in orde. “En dat is nooit meer anders geweest.”
Uitbreiding
Het bleef niet bij die ene dekhengst op dat kleine boerderijtje. Nieuwe veulens werden gefokt, jonge hengsten werden goedgekeurd, de naam Bosma kreeg meer bekendheid en paardenhouders bleven een beroep op hem doen om hun paarden keuringsklaar te laten maken. Het pand werd te klein en de uitbreidingen volgden elkaar op: gescheiden hengsten- en merriestallen, trainingshal, laboratorium… “Tjibbe heeft dit allemaal eigenhandig, samen met familie en vrienden ontworpen en gebouwd”, vertelt zijn echtgenote trots. Vandaag de dag staan op het complex niet minder dan acht goedgekeurde dekhengsten, fokmerries met veulens, en paarden die voor anderen worden getraind. Minder mooie momenten waren er helaas ook. Zoals in 2012, toen Jillis na 25 jaar trouwe dienst volkomen onverwacht overleed. Een enorme domper.
Drie vennoten
Meubels stoffeert Bosma al lang niet meer en Fetsje kon haar baan als administratief medewerkster opzeggen. De VOF heeft zelfs een derde vennoot: Fremer Jager. Ze staat na de fotosessie met hengst Reinder direct klaar om de prachtige manen weer in te vlechten en op te binden. “Anders gaat hij erop staan en dan zijn ze eraf”, legt Bosma uit. “Het is een hele kunst om die manen zo lang te houden.”
52 weken per jaar
Hulp is er ook van zoon Gaatze en zijn vriendin Margrietha, die paarden uitbrengen op wedstrijden. Gelukkig maar, want er is veel werk, heel veel werk. Zeven dagen per week, 52 weken per jaar. Voederen, stallen uitmesten, trainen, deelnemen aan wedstrijden en keuringen. En niet te vergeten het afnemen van sperma bij de hengsten en insemineren van merrie´s. Heeft de dierenarts bepaald dat een merrie er klaar voor is, dan gaat er direct een telefoontje naar Bosma. ’s Ochtends neemt Fremer sperma af en ’s middags doen Tjibbe, Fremer en Gaatze de ronde om te insemineren.
Papierwerk
Ondertussen doet Fetsje de administratie. Een hele klus, want in al die jaren is er enorm veel wet- en regelgeving gekomen. Deels om te zorgen dat er niet gefraudeerd wordt met afstamming. Bosma: “Om de afstamming te controleren, worden bij veulens haren getrokken en krijgt elke driejarige merrie een DNA-test. Die gegevens komen allemaal in een databank.” Al dat papierwerk is niet de favoriete bezigheid van de Bosma’s. Maar het dient een mooi doel: blijven doen wat ze het allerliefst doen.