Het begon als een achteloze krabbel. Een klein tekeningetje, gemaakt op een kassabon. Niets bijzonders, zou je denken. Totdat je er opnieuw naar kijkt—en je beseft: dit ís het werk. Dit is niet om weg te gooien. De eerlijkheid van het moment maakte het écht en oorspronkelijk. Dit is kúnst.
Je hoeft niet beslist op canvas te schilderen om je kunstenaar te voelen. Middeleeuwse miniaturen kwamen tot leven op perkament, en in de 20e eeuw experimenteerden kunstenaars als Jean Dubuffet en Cy Twombly met karton, deuren of oude brieven. De ondergrond was nooit neutraal; ze droeg betekenis.
“De waarde van een kunstwerk komt niet voort uit zijn formaat of ondergrond, maar uit de manier waarop het iets zichtbaar maakt wat eerder onzichtbaar was”, zei de Britse kunsthistoricus John Berger (1926–2017) in zijn boek Ways of Seeing (1972).
Terug naar de kassabon: het is mei 2018. Mijn zoon en ik houden van wielrennen en we hebben het plan om in juli de Croix de Fer te beklimmen. Maar eerst doen we iets dat we nog nooit hebben gedaan: we schrijven ons in voor een flinke kuitenbijter-tocht door de Ardennen. Daar doen dus honderden strak getrainde alfa-amateurs aan mee, met duizelingwekkende testosteron-niveaus en in de bloei van hun leven. Dat ik daar hooguit respect voor mijn leeftijd zal oogsten en meer ook niet is zo klaar als een klontje.
Het mooie is: dat boeit me niet. Ja, ik voel de spanning, maar het is fijn. Als een kind dat op bus wacht, voor het schoolreisje. Als een deelnemer van de Elfstedentocht, vlak voor de start. Of een wielrenner, klaar en uitgerust aan de voet van de Mont Ventoux.
De avond voor de start eten we wat op een pleintje in Theux. Kasteel, riviertje; een marktplein met wat restaurants. Wijntje? Nou, eentje dan. Niet te gek; de atletische dag van morgen bepaalt ons menu. Kassabon mee voor de fiscus (je blijft ondernemer) en naar bed.
De volgende dag hebben we de klus geklaard. Het was subliem. Voor mij was het ultiem zwoegen, maar de finish halen voelde weldadig. En die Ardennen; wat zijn ze mysterieus. Een autistisch landschap; dan weer gesloten als een oester; dan ineens weer helemaal open.
Bij het ontbijt vind ik in mijn broekzak dat bonnetje en ik krabbel wat bij de laatste koffie. Tekening en woorden komen rechtstreeks uit het onderbewuste; bergen, bomen, een riviertje met een visser, twee fietsers. En ineens merk ik dat die ene krabbel voor mij alles samenvat; sfeer, woorden, momentum.