Themagesprek Onderwijs en Ondernemen: De houdbaarheid van kennis

februari 5, 2018

We starten dan maar met de hamvraag: is die kloof er daadwerkelijk? En zo ja, wat valt daaraan te doen?

MvdH: “Oh ja, die kloof is er. Het was zelfs vijf jaar geleden de reden om het CIV op te richten. Toen was onze opdracht eigenlijk vooral: zorg dat het tekort aan goed opgeleide mensen wordt aangevuld. We zijn aan de slag gegaan en hebben gemerkt dat onderwijs en bedrijfsleven niet altijd dezelfde taal spreken. We gebruiken dezelfde woorden, maar we bedoelen wat anders. We moesten als het ware gezamenlijk definities afbakenen. In de tussentijd is de samenleving ook doorgegaan met ontwikkelen. Inmiddels wordt er van vakmensen niet alleen vakkennis verlangd, maar ook het vermogen om die kennis up to date te houden, in een context te plaatsen en permanent open te staan voor manieren om iets nog weer anders en beter te doen.”

ES: “Dat is dus de flexibilisering van het onderwijs in een notendop. Daar zitten wij als Hbo ook volop in. De leerling bepaalt zelf de leerroute. Het wordt flexibeler en dat moet ook. Een internetondernemer vertelde mij onlangs dat kennis in zijn sector maar negen maanden houdbaar is. Het geeft aan hoe ontzettend belangrijk het is om studenten te laten zien dat ze zich moeten blijven ontwikkelen. “

JS: “Wat doen jullie daar dan concreet aan?”

ES: “We spelen hierop in met ons onderwijsconcept Design Based Education, dit concept is gebaseerd op Design Thinking. Studenten werken vanuit hun opleiding in wisselende basisteams in zogenaamde Ateliers, waar studenten in teamverband werken aan real life-praktijkvraagstukken samen met het werkveld. Zo creëren we met ondernemers een gezamenlijke leeromgeving, dat niet alleen aansluit op de kennis en innovatiebehoefte vanuit de praktijk, maar ook inzet op de onderzoekende en ondernemende houding van studenten.”

JS: “Dat is heel goed! Maar vanuit mijn bedrijf merk ik dat je er daarmee nog niet bent. Wij zijn iedere dag op zoek naar technisch personeel, maar vaak willen we niet zomaar een techneut, maar ook nog iemand die sociaalvaardig is, kan communiceren en kan samenwerken. De zogenaamde softskills worden belangrijker. Ik verbaas me er vaak over hoe beperkt die zijn aangeleerd, tijdens opleidingen.”

ES: “Ik herken dat, maar denk tegelijkertijd dat het ook een ietwat achterhaald beeld begint te worden. Er is in het onderwijs steeds meer aandacht voor de zogenaamde T-shaped professional. Want naast de specialistische kennis is het juist van belang om over de grenzen van het eigen vakgebied heen te kijken, samen te werken en verbindingen te leggen. Maar we staan in feite nog maar aan het begin van een transitie.”

SdeR: “Eens; er is nog een lange weg te gaan. Uit alle gesprekken die ik met ondernemers voer herken ik dit. Een fundamenteel probleem is het tekort aan goed personeel. Enkele jaren geleden had je op een vacature zes sollicitanten, nu zijn er voor diezelfde vacature slechts drie. We stevenen af op een economie waar bedrijven moeten solliciteren bij de potentiele werknemer. Dat onderwijs en bedrijfsleven elkaar meer dan ooit proberen op te zoeken vind ik een positieve revolutie. Je moet daarbij oog houden voor de maat en de schaal der dingen. Er zijn in Fryslân 50.000 bedrijven. Dat MKB is écht de ruggengraat van onze economie. Dit zijn veelal kleine bedrijven. Die voelen veel werkdruk en hebben weinig tijd om intensief met het onderwijs te sparren. Je moet het ze gemakkelijk maken.”

JB: “Daar ligt ook wel een taak voor ons overheden. Ik vind wat dat betreft onze aanpak met de zes gemeenten in Noordoost Fryslân (zie kader, red.) wel een mooie. Door nauw samen te werken en elkaar te vertrouwen hebben we het KEI (Kennis- en Innovatiehuis Noordoost Fryslân, red.) van de grond gekregen. En doe vooral ook dingen die bij je DNA passen. Er komt bij ons een bouw- en metaalcampus, gesteund door Friese bouw- en metaalbedrijven. Dat past bij ons. En we hebben een kennismakelaar aangesteld. Die gaat letterlijk op pad, om bij de bedrijven de behoefte te peilen en dit te vertalen naar onderwijs-trajecten of leer-werk-trajecten. Zo maak je het gemakkelijker voor ondernemers.”

SdeR: “Dat ligt redelijk in de sfeer van wat wij op provinciaal niveau willen doen met Ynbusiness. Een relatief nieuwe organisatie die helpt kennis en bedrijfsleven dichter bij elkaar te brengen. Ook wijzen zij ondernemers de weg in het woud van financiële mogelijkheden voor bijvoorbeeld innovatie en export. Je moet die adviseurs een beetje zien als de huisarts voor het MKB. De eerste partij waar je bij aanklopt voor hulp, maar toch ook nog wel een generalist, die snel naar de juiste partij kan doorverwijzen”

ES: “Dat spreekt mij aan. Wij zijn net gestart met een lectoraat ‘Internationaal Ondernemen’. Met de kennis die wij in huis hebben, de vele buitenlandse studenten en ook onze buitenlandse campussen kunnen we juist betekenisvol zijn voor het bedrijfsleven. Groot én klein.”

HM: “Ik zie dat daar ook wel verbeteringen mogelijk zijn. Op de WaterCampus hebben we afgelopen jaren een volledige leerlijn watertechnologie gecreëerd, studenten kunnen in Leeuwarden op Mbo-nivo instappen en via Hbo uiteindelijk universitair afstuderen via Wetsus in watertechnologie. Wij doen als Water Alliance veel aan internationalisering, met beurzen en matchmaking, maar nog slechts een klein deel van de Friese bedrijven is gericht op het buitenland. Gelukkig zijn er inmiddels ook steeds meer innovatieve watertechnologie bedrijven die voor de productie van hun innovaties de Friese maak-industrie inhuren. Zo zijn er al aardig wat Friese rvs-bedrijven en toeleveranciers van besturingstechniek die profiteren van de groei van de watertechnologie-sector.”

Sexy 

Terug naar het concrete probleem: het tekort aan goed personeel. En de kloof tussen onderwijs en praktijk. Aanwezigen zijn het erover eens dat de speciale Associate-degree-trajecten (tweejarige Hbo-opleiding, vooral bedoeld voor Mbo-ers die na hun opleiding nog door willen studeren, maar die niet direct willen beginnen aan een 4-jarige Hbo-bacheloropleiding, red.) een goed middel zijn om specifieke vragen uit het bedrijfsleven op te lossen. En: dat studenten van het mbo niet vroeg genoeg kunnen beginnen met het opdoen van praktijkervaring.

JS: “En die behoefte is er al langer. Enkele jaren geleden heb ik daar samen met wat anderen al eens een speciale recruitment-dienst voor ontwikkeld. Via de website technischebijbanen.nl konden Mbo- en Hbo-studenten al voor enkele uren per week aan de slag in het bedrijfsleven en zo ervaring opdoen. Dat soort zaken zou je meer moeten doen.”

MvdH: “Het begint ook bij vroegtijdig interesse kweken. Laat ouders met hun kinderen technische werkplekken bezoeken en laat zien waar techniek toe kan leiden. En maak het sexy, bijvoorbeeld met serious games. We zien nu overigens wel duidelijk gebeuren dat meer studenten voor een technisch profiel kiezen. Dat komt omdat we er in het lager onderwijs al wat aan hebben gedaan. Verder is samenwerken belangrijk. Als CIV zijn wij samen met het bedrijfsleven bezig om studenten samen met seniore specialisten uit het bedrijfsleven en docenten problemen gezamenlijk te laten oplossen. Veel aantrekkelijker voor iedereen.”

HM: “Op de WaterCampus zijn naast de programma’s van het CIV meer programma’s gericht op talentontwikkeling bijvoorbeeld via Wetsus. En in het Waterapplicatiecentrum bijvoorbeeld werken studenten samen met docenten én ondernemers aan het testen en finetunen van innovaties van diezelfde ondernemers. Daar komen concrete innovaties uit; voor alle betrokkenen zeer inspirerend. En ik zie regelmatig dat een van die studenten later in dienst komt bij die ondernemer.”

Flair
De tafelgenoten zijn het erover eens dat samenwerken ook betekent over grenzen heen stappen. SdeR: “Je moet het gesprek aangaan met de concurrent en samen het probleem aanpakken.”

ES: “Helemaal mee eens. Het Innovatiecluster Drachten is een heel mooi voorbeeld van hoe het kán. Gezamenlijk hebben ze het cluster daar goed op de kaart gezet. Overigens ook door goed te focussen. Dat doen we vanuit de nieuwe hogeschool door ons als onderzoeks- innovatiepartner te profileren op drie zwaartepunten vital regions, smart sustainable industries én service economy. Deze focus zorgt voor herkenbaarheid. Dat zouden we gezamenlijk meer moeten doen.”

SdeR: “Die focus leggen, dus keuzes maken, is inderdaad belangrijk. Maar dan moet je ook een goed overzicht hebben. Waar loopt het goed, waar ontstaan problemen. Daar willen we meer over weten. Daarom starten we in 2018 met een provinciale Friese arbeidsmonitor, waarbij we per kwartaal tal van sectoren monitoren.”

JS: “Ik vind het Innovatiecluster overigens ook een mooi voorbeeld. Wij hebben daar ook goede ervaringen mee. Die bedrijven hebben dat goed gedaan. En ze hebben het ook goed weten te verkopen. Dat is ook een kunst.”

JB: “Ach ja, wij zijn in Friesland weleens wat te bescheiden. Ik ben apetrots op de mogelijkheden en kansen van mijn eigen regio Noordoost Fryslân, maar we zouden het weleens met wat meer flair mogen verkopen. Van krimpregio naar kansenregio! Be good and tell it.”

ES: “Ik heb weleens gehoord dat ze in Brabant eerst een etalage bouwen en pas daarna kijken welke winkel er bij past. In Friesland willen ze eerst de winkel tot in detail goed hebben.”

Delen via

Vergelijkbare berichten